Column: Therapie

Over het supporter-wezen, hectiek op het werk en stoom afblazen in het stadion.

Er zijn twee soorten mensen op deze wereld. Je hebt de mensen die ieder weekend de longen uit hun lijf schreeuwen bij hun lokale voetbalclub en de mensen die dat niet doen.

De mensen die niet stelselmatig hun lokale FC bezoeken leven vaak volgens de 9 tot 5 mentaliteit; een gedachte die gedurende de week een aanslag pleegt op je energielevel. Van het ene op het andere moment valt de vermoeidheid je aan, of het nou op het werk is of in de schoolbanken. Alle fut lijkt in de tweede helft van de week uit je lichaam te trekken. Tel daar alle opstapelende ergernissen en tegenslagen die je in een week moet verwerken bij op en het enige wat er op vrijdagmiddag overblijft is een hoopje uitgeput vlees dat neerploft op de bank. ’s Avonds trekt deze persoon een zakje nootjes en een flesje bier open en wanneer de maandag weer aanbreekt, is deze persoon nog steeds niet bijgekomen van alle hectiek van de afgelopen week.

De mensen die wél ieder weekend naar het voetbalstadion gaan maken eigenlijk eenzelfde soort week mee. Ze werken, voelen hun energielevel langzaam dalen en ploffen op vrijdagmiddag neer op de bank. Zodra deze mensen naar het stadion van hun club vertrekken slaat de kick echter in en maken ze zich op voor een twee uur durende, heftige therapiesessie.

Het supporter-wezen is immers als therapie; met de tribune als ligstoel en iedereen om je heen als therapeut. Zodra je door het stadionpoortje loopt gaat de knop om: was je eerder die dag nog de vriendelijke verkoopmedewerker of hardwerkende kantoorbobo, nu ben je een fanatieke supporter die 90 minuten lang blijft zingen en zijn kuiten bond en blauw springt omdat de stoeltjes op zo’n vervelende hoogte hangen. Je schreeuwt tegen de scheids, schreeuwt als er gescoord wordt en schreeuwt wanneer een vleugelspeler de bal niet afgeeft maar zelf voor de kans gaat. Je gaat zo op in het spel dat je schreeuwt op alles en iedereen, maar wat je vooral doet is het wegschreeuwen van alle hectiek van de voorgaande week. Vervelende klant op het werk? Schreeuw! Uren werk besteed aan een afgehaakte klant? Schreeuw! Meningsverschil thuis? Schreeuw!

Hoe heftiger de week, hoe heftiger de schreeuw.

Ik heb ze allemaal zien langskomen in de jaren dat ik bij Fortuna kom. Vaders en moeders die hun frustratie komen wegschreeuwen in vak D, zakenmannen die ongegeneerd tekeergaan op de hoofdtribune en scholieren die even moeten afschakelen van een hele week school op de Ricksen-Side. Toen ik klein was vroeg ik me altijd af waarom die mensen zo schreeuwden. Nu ik zelf in de afrondende fase van mijn studie zit snap ik het helemaal. Stress, nervositeit, ergernissen: alles komt eruit zodra ik op die tribune sta.

Het mooiste aan therapie in een stadion is dat niemand je raar aankijkt. Iedereen schreeuwt, iedereen scheldt en als er gescoord wordt valt iedereen elkaar in de armen. Je kunt er alles met iedereen delen en alles zeggen: what happens in the stadium, stays in the stadium.

Aan het einde van de wedstrijd keert de rust terug. Echte rust. Je door de week heen opgebouwde frustraties zijn de deur uit en je kunt maandag weer met een leeg hoofd aan de slag op het werk. Geen frustraties en geen stress, alleen blauwe kuiten.

 

Bjorn Meijers

Geef een reactie