Interview met John Linford

John Linford: “Look everybody, I’m an elephant!” (1)

Op het zonnige terras van de Norwegian Blue, een pub langs het riviertje de Yare in Norwich, zet hij zich neer. Korte broek, geschoren koppie, haren netjes in het kapsel. De lange manen zijn verdwenen en het woord ‘fuck’ valt slechts eenmaal in het anderhalf-uur durende gesprek. Als hij ook nog eens een cola bestelt begin ik toch echt te twijfelen. Zit hier echt John Linford, de Fortuna-legende die synoniem staat aan drank, vrouwen en seks. Uit zijn portemonnee tovert hij twee foto’s van zijn kinderen: een jongetje van vier en een meisje van vijf. Slechts zijn dikke voetbalkuiten en een litteken boven het oog herinneren nog aan zijn voetbalgeschiedenis in Nederland.

“Wacht maar tot je zelf kinderen hebt,” lacht hij. “Sinds de komst van mijn twee kinderen ben ik veel rustiger geworden. Ik ben niet langer meer de man die naakt op de tafels van een kroeg staat te dansen. Getrouwde mannen hoeven voortaan hun vrouw niet meer tegen zich aan te houden als ik de pub in kom lopen. Die tijd heb ik gehad. Onthoud goed dat ik tegenwoordig getrouwd ben en zelf ook nog een kroeg moet runnen

Dat wil echter niet zeggen dat ik spijt heb van de dingen die ik in het verleden gedaan heb. Ik heb echt geleefd. Het leven van seks, drugs en rock & roll, maar zonder de drugs. Nooit drugs! Dat ik Engeland inruilde voor Nederland is in ieder geval een van de beste keuzes geweest die ik ooit gemaakt heb.”

Toch ziet het er lang naar uit, dat Johnny Boy het nooit zal maken binnen de voetballerij. Een maatschappelijke carrière lijkt ook niet voor hem weggelegd. Linford heeft zijn school weliswaar afgemaakt, maar wisselt vaker van werkgever dan vriendin (‘en dat was vaak in die tijd’). Op school, maar ook bij het Sunday League team waar hij voor uitkomt, steekt Linford met kop en schouders boven de rest uit. Als de uitnodigingen van Norwich City, ondanks de aanwezigheid van enkele scouts bij de thuiswedstrijden van zijn team, uitblijven, drukken zijn vrienden hem op het hart dat hij zich zelf maar aan moet melden bij City. Eigenaardig als hij is, gaat hij echter niet naar Norwich, maar meldt hij zich meteen aan bij Ipswich Town.

Die club geldt in de jaren ’80 als een Europese topclub. De trialist, inmiddels 21 jaar oud, wilt het ongelijk aantonen van Norwich en kiest daarom voor de grote rivaal. Manager Bobby Robson is onder de indruk, maar adviseert hem eerst ervaring op te doen, bij tweede divisionist Birmingham City. “Maar dat werd geen groot succes. De hoge ballen vlogen maar over me heen. Bij Ipswich speelden ze total football (Engels begrip voor het voetbal van Ajax in de jaren ’70) en bij Birmingham moest ik ineens achter elke lange bal aanrennen. Dan stonden daar ook nog eens van die verdedigers bij je die pas een geslaagde dag hadden als ze je het ziekenhuis in hadden geschopt. Sommige spelers waren echt gek, die sloegen mij tijdens een wedstrijd enkele malen gewoon in het gezicht.”

Een merkwaardig verwijt van de man die in Nederland met tegenstanders en zelfs medespelers overhoop ligt vanwege zijn harde manier van spelen. “Ach, ik deed er gewoon altijd alles aan om te winnen. Ook tijdens partijtjes onderling. Maar dirty Johnny, zo zou ik het niet willen zien. De instelling in Nederland was gewoon veel anders. Ik had een echte hekel aan de mentaliteit van sommige jongens. Die jochies, die dan gaan huilen omdat ik ze een beetje aanpakte. Bij Ipswich speelden we op de training met het tweede elftal regelmatig tegen het eerste. Dan moest Terry Butcher mij in de tang houden. Dat waren heuse knokpartijen. Dat hadden ze hier eens moeten zien. Daar word je pas hard van. Ze hadden me gewoon terug moeten schoppen. Dat deden jongens als Henk Duut, Ron Spelbos en John de Wolf tenminste. Ik schopte hen, zij schopten mij. Daarover hoorde je mij dan ook nooit klagen. Na afloop pakten we dan lekker een biertje en lulden we nog wat na over de wedstrijd. Nee, niet met John van Eck (oud-speler Den Bosch, tegenwoordig trainer FC Dordrecht). Wat een eikel zeg. Die heb ik toch eens laten vliegen na enkele opmerkingen over mij in de Voetbal International. Niet dat ik persoonlijk echt iets tegen Van Eck heb, hoor. Maar ja, iedereen die binnen of buiten het veld iets negatiefs over mij zei, liep enkele weken later mank het veld af. Gewoon een kwestie van iets te laat je tackle inzetten. Bewust iemand raken heb ik regelmatig gedaan, maar nooit met de intentie om ze ook daadwerkelijk iets te breken. Dat is dan ook nooit gebeurd. Let wel dat ik ook nooit een rode kaart gehad heb, alleen maar gele. Oke dan, een rode kaart, maar die kreeg ik pas na de wedstrijd. Had een of andere idioot op de tribune iets gezien.”

Ondertussen is er een biertje op tafel gekomen en Linford komt los. “Weet je, in Engeland heb ik ook nooit echt de kans gehad om door te breken. Tot tweemaal toe stond ik op het punt mijn debuut te maken voor Ipswich. De eerste keer raakte ik de dag voor de wedstrijd geblesseerd, terwijl een keer later -Middlesbrough-uit- de lichtmasten het niet deden. Can you believe it, the fucking floodlights didn’t work! Geen debuut dus, maar wel genoeg kansen om aan de slag te gaan bij enkele lagere divisieclubs. En DS’79 natuurlijk. Een Nederlands avontuur leek me wel iets. Mooie vrouwen, Amsterdam, lekker bier, wat wilde ik nou nog meer.”

Het avontuur in Dordrecht wordt een gemengd succes. Hij scoort zes doelpunten in zijn eerste vier duels en maakt zichzelf binnen twee weken de lieveling van het publiek. Hans Dorjee, trainer van de Dordtse formatie, kan echter niet overweg met de noeste Brit, die maling heeft aan de reputatie van enkele oudere spelers binnen de selectie. Linford haalt regelmatig het bloed onder de nagels van Dorjee vandaan. Het gevoel is wederzijds. “Kijk, iedereen mag een mening over mij hebben, maar die Dorjee sloeg echt alles. Gerrie Mühren, een legende bij jullie, speelde het laatste seizoen van zijn carrière. Iedereen keek enorm tegen hem op, maar ik dus niet. Mühren was het lievelingetje van Dorjee, en als je aan Gerrie kwam dan kwam je aan Dorjee. Als je altijd maar ontzag toont voor ‘grote’ spelers, dan win je natuurlijk nooit een keertje. Regelmatig lag ik in de clinch met Gerrie. Op een gegeven moment schopte ik Gerrie hard onderuit. Dorjee stuurde me weg en vertelde me meteen dat ik weg kon blijven. Blij toe, want we verloren ook nog eens elke week. Niet zo verwonderlijk natuurlijk, want die gasten toonden veel te veel ontzag. Moesten we tegen Ajax. Trokken ze allemaal bleek weg. Oh God, we moeten tegen Ajax, het grote Ajax. Poepten ze van tevoren al in de broek. Vind je het gek dat je dan hard op je bek gaat.”

FC Den Haag volgt de schermutselingen van nabij. De clubheeft behoefte aan een spits en het publiek in het Zuiderpark verwelkomt Linford dan ook met open armen. Zeker als hij belooft er twintig in te zullen knallen voor de Hagenezen. Onmogelijk natuurlijk, maar hij brengt in ieder geval leven in de brouwerij en dat is genoeg voor de toch al niet verwende Haagse supporters. Een blessure houdt hem de eerste zes weken aan de kant en met nog slechts 26 duels te gaan, lijkt het aantal van twintig doelpunten al niet meer haalbaar. Linford houdt echter woord. Mede dankzij een hattrick op de laatste speeldag, scoort Johnny Boy precies twintig goals. Den Haag begrijpt dat het een gouden slag geslagen heeft en informeert bij Ipswich naar de vraagprijs. Ipswich wil echter niets van verkopen weten. Wie twintig doelpunten weet te maken in de Nederlandse eredivisie, moet toch ook in staat zijn dat staaltje te herhalen in de First Division. Trainer Bobby Ferguson haalt hem terug, maar geeft hem, ondanks enkele beloftes, geen kans. “Eerst verplicht hij mij te verhuizen naar Ipswich, en dan zegt hij ineens dat ik nooit uit zal komen voor Ipswich. Hij wilde mij weer uitlenen, maar ik had geen zin om in de anonimiteit van de vierde divisie te geraken. Gelukkig kon ik weer terug naar Nederland. Den Haag wilde mij slechts lenen, terwijl Bob Maaskant (NAC) mij definitief over wilde nemen. Ik tekende een contract voor zes maanden in Breda. We degradeerden, maar ik had een redelijk goed seizoen (8 doelpunten). Het leven in Breda was ook fantastisch. Elke zaterdag na het voetballen de stad in. Lekker stappen.”

En toen Fortuna natuurlijk. Dat eerste seizoen. Zelfs bij Den Haag heb ik niet zo’n goed seizoen gedraaid als dat eerste seizoen in Sittard. Het uitgaansleven in Sittard was ook second to none. Met Frans Thijssen en Arthur Hoyer in het team en Wout Holverda naast me in de spits, scoorde ik twintig goals. Ik heb verschrikkelijk veel te danken aan Wout. Hij bereidde alles voor. Zodoende scoorde hij zelf niet zo vaak, maar tijdens mijn tweede seizoen waren de rollen omgedraaid. Scoorde hij aan de lopende band, terwijl ik de assists gaf of de ruimtes indook. Ineens was het: “Linford kan niet meer scoren”, maar ik weet wel beter. Ik ben een teamspeler. Als ik een medespeler kan laten scoren, dan hoef ik niet perse zelf die bal erin te rammen.”

“Linford wordt geadoreerd door de fans. Dit levert hem dan ook aardig wat rondjes op in de Sittardse kroegen. Elk weekend is hij steevast te vinden in café Stadt Zitterd. In die kroeg maakt hij zichzelf de bijnaam “Elephant Man” eigen. Staat hij na afloop van een wedstrijd weer eens met de binnenvoering van zijn twee broekzakken naar buiten en zijn leuter op halfzeven, te dansen op de bartafels. “Look everybody, I’m an elephant!”

Probleem voor de trainer is niet zozeer het gedrag van Linford, maar het feit dat hij ook daags voor de wedstrijd regelmatig de nodige biertjes naar binnen werkt. “Toch kon de trainer mij moeilijk passeren. Ook al was ik zo zat als rund op de vrijdagavond. Zaterdagavond of zondagmiddag stond ik er altijd. Kon ik lekker de alcohol eruit zweten. Als ik naar Nederland kom, ga ik nog steeds naar Sittard. Daar heb ik mijn vrienden. De uitbater van Stadt Zitterd regelt altijd mijn accommodatie. Ik vind het ook zeer spijtig dat het momenteel minder gaat met Fortuna, al volg ik het minder dan ik eigenlijk zou moeten. Het blijft tegenwoordig ook maar bij een paar biertjes, hoor. In ieder geval niet meer zoals die keer dat ik met Chris Körver naar het wielrennen ging kijken in Maastricht. Knetterzat heb ik toen de auto van Chris terug naar Sittard gepakt. Ik weet nog steeds niet hoe ik thuis gekomen ben, maar ik weet wel dat Chris een dag later niet zo blij met me was, want de hele voorkant van zijn auto lag in de prak. Het was al met al een wilde tijd in Sittard.”

Ondanks het uitgaansleven en de perfecte samenwerking met Wout Holverda, verhuist Linford naar het Zwitserse FC Zürich. Sportief gezien een stap achteruit, maar financieel er drie, misschien zelfs vier vooruit. Hij tekent een tweejarig contract, maar heeft na één dag al spijt van het zetten van de handtekening. “Waar zal ik beginnen? Eerst die taal: dat Zwitser-Duits. Die taal stond me enorm tegen. Humor was de Zwitsers vreemd, niemand sprak Engels en het enige waar iedereen aan dacht was geld. Geld, geld en nog eens geld. Eerlijk is eerlijk, het geld was ook wel erg goed. Niet vergelijkbaar met wat ze nu verdienen, maar voor die tijd zeer goed. Het was wel even omschakelen, van Sittard naar Zürich. Zat ik daar elke dag op die hotelkamer. Picco bello geregeld hoor, maar je kan toch niet van mij verwachten dat ik de hele dag in die hotelkamer blijf zitten. Het enige vertier was de tv. ’s Ochtends om negen trainen. Dan was ik rond twaalf uur alweer terug op mijn hotelkamer. In tegenstelling tot in Sittard, hadden ze ook nog eens geen Engelse zenders, dus moest ik wel de stad in om me te vermaken. Elke avond naar de bioscoop. Soms wel drie keer per dag. En ja, onderweg naar zo’n bioscoop kwam ik ineens twee Engelse pubs tegen. Daar was ik vanaf toen dus elke middag na de trainingen te vinden. Je kon er fantastisch eten en ik had eindelijk aanspraak.

Natuurlijk pakte ik een paar biertjes op zijn tijd. Maar ja, helaas ontging dat ook de trainer niet. Op een dag moest ik bij de trainer komen. Hij sprak geen woord Engels. Dus zat ik daar samen met de trainer en de tolk, met wie ik zelf de dag ervoor tot diep in de nacht had zitten zuipen in die pub. De trainer vraagt dus via de tolk: “Ik hoorde dat jij gisternacht tot diep in de nacht aan het drinken was?” Waarop ik dus tegen die tolk zeg: “Wat flik jij me nou? Je zat naast me.” Wij lachen en die trainer begreep er helemaal niets van. Zegt de tolk ineens. “Je krijgt een boete, vier bier is nu eenmaal te veel.” En zo ging dat dan hè. Maar vier bier, eerder veertien! Ik snapte ook niet zo goed waar ze nou zo moeilijk over deden. Kreeg ik weer eens een boete omdat ik na de wedstrijd vier biertjes pakte in het spelershome. Bij Fortuna begon het pas bij vier. Gelukkig kon ik goed met die tolk overweg. Alles was goed geregeld in Zürich hoor, maar verstand van voetballen hadden ze niet. Elke week kon ik weer op kantoor komen. De trainer had schoon genoeg van me en de club gooide me eruit. Met het geld, voor het seizoen dat ik nog onder contract stond.”

FC Utrecht haalt hem binnen. Han Berger, met wie Linford al korte tijd in Sittard gewerkt heeft, ziet in hem de spits die Utrecht nodig heeft. De baard is eraf, de lange haren kort geknipt. “Ze dachten dat ik in Zwitserland rustiger geworden was. De enige reden dat ik een kort kapsel had, was omdat lang haar uit de mode was. Ik had ook al snel door dat ik nooit meer van mijn reputatie van dirty Johnny af kon komen.” Utrecht wordt geen succes. Hij raakt geblesseerd aan zijn meniscus en begint aan zijn eigen kwaliteiten te twijfelen. Hij keert terug naar Engeland en gaat spelen bij de semi-profs van Bury St. Edmunds. Ondertussen belegt hij het in Zwitserland verdiende geld in een kroeg in zijn geboorteplaats Norwich. Zijn vader onderhoudt boven de kroeg een Bed & Breakfast. Linford lijkt in de vergetelheid terecht te komen. Een fulltime functie als landlord ligt in het verschiet. Dan belt Bob Maaskant, of hij nog enkele maanden wil gaan voetballen bij Go Ahead Eagles. Samen met zijn vriendin verhuist naar Deventer. “Daar was de club ook blij mee. Zodoende zat ik toch regelmatig thuis. Hun vertrouwen heb ik zoveel mogelijk proberen te belonen, want zij hebben er toch voor gezorgd dat mijn voetballoopbaan niet voortijdig afgebroken werd. Dat is op zich wel gelukt.”

Uiteindelijk keert hij nog eenmaal terug naar de stad waar zijn achternaam in een zin gebruikt wordt met bier, vrouwen en Stadt Zitterd. Han Berger (seizoen 1990/91) is inmiddels trainer bij Fortuna en hij wendt zich tot Linford om de club te behouden voor de eredivisie. Zeker geen onmogelijke opgave, aangezien de club nog altijd een voorsprong heeft van zes punten op de latere degradant NEC. Hij scoort nog drie keer voor Fortuna, waaronder de winnende in Nijmegen en de eerste treffer in de 3-1 overwinning tegen FC Den Haag. Aan het einde van het seizoen biedt Berger hem een contract aan. Linford wil echter terug naar Engeland. De enige keus waarvan hij ooit spijt heeft gehad. “Achteraf, maar dat is altijd makkelijk gezegd, had ik nog voor twee jaar moeten tekenen bij Fortuna. Ik had echter een eigen kroeg in Norwich en wilde een stabieler leven gaan leiden. Natuurlijk had ik voor het voetballen moeten kiezen, maar de tijd kun je nu eenmaal niet meer terug draaien.”

Niet veel later doet Linford afstand van de pub. Aan de andere kant van de stad, op een steenworp afstand van zijn geboortehuis, koopt hij een nieuwe kroeg, de Marlborough Arms. Nog steeds heeft Linford deze kroeg in zijn bezit. Zijn vader onderhoudt, net als bij de vorige pub, de B&B boven de Arms. Naast het runnen van de kroeg, keert hij als speler-coach terug in de voetballerij. Bij de amateurclub Mulbarton United leidt Linford jonge spelers op voor het grotere werk. Vanwege een gebrek aan geld gaan de meeste spelers lopen naar andere amateurclubs uit de buurt. Sportief valt er geen te behalen. Hij stapt op, maar een terugkeer in de betaalde voetballerij heeft hij nog steeds niet uit zijn hoofd gezet. “Misschien word ik nog wel eens trainer bij Fortuna of ergens anders in Nederland. Als ik kijk hoeveel spelers met ik wie ooit gevoetbald heb trainer geworden zijn, dan sluit ik niets uit. Ik zou zeggen: “houd de kranten maar goed in de gaten.”